
Jurisprudentie
AQ8935
Datum uitspraak2004-10-26
Datum gepubliceerd2004-10-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers00754/04
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-10-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers00754/04
Statusgepubliceerd
Indicatie
Dagvaarding van verdachte met adres in buitenland. Verdachte heeft bij zijn vertrek uit Nederland op 29-02-00 een adres in Portugal opgegeven. Daaruit volgt dat de inleidende dagvaarding, die niet aan enig adres van verdachte in het buitenland is verzonden, en bij gebreke van een bekende woon- of verblijfplaats in Nederland op 20-06-01 aan de (wnd.) griffier is uitgereikt, niet is betekend overeenkomstig art. 588 Sv (HR NJ 2002, 317).
Conclusie anoniem
Nr. 00754/04
Mr Jörg
Zitting 31 augustus 2004
Conclusie inzake:
[verzoeker=verdachte]
1. Verzoeker is door het gerechtshof te Amsterdam bij arrest van 5 september 2003 wegens verscheidene belastingdelicten en valsheden veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf voorwaardelijk en een geldboete van € 45.000,-.
2. Namens verzoeker heeft mr M. van Stratum, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur drie middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het tweede middel klaagt dat het hof het verzoek dat strekte tot aanhouding van de behandeling van de zaak teneinde alsnog een toereikende machtiging als bedoeld in art. 279 Sv te verkrijgen ten onrechte heeft afgewezen.
4. In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat in het bijzonder de overweging van het hof, inhoudende dat de verdachte overeenkomstig de wettelijke voorschriften is gedagvaard, onbegrijpelijk is aangezien justitie blijkens de zich in het dossier bevindende aanzegging ingevolge art. 435, eerste lid, Sv, kennelijk wel over het Portugese adres van verzoeker beschikte.
5. Deze laatste klacht snijdt hout. Bij de stukken bevinden zich twee aktes van uitreiking van de dagvaarding in hoger beroep.
De ene akte bevat het laatst bekende adres van verzoeker in [plaats A]. De dagvaarding is op 7 juli 2003 tevergeefs op dat adres aangeboden en er is een bericht van aankomst achtergelaten. Vervolgens is de dagvaarding geretourneerd toen deze niet werd afgehaald. Bij GBA-controle van 9 juli 2003 bleek dat verzoeker op 29 februari 2000 was geëmigreerd naar Portugal. Op het GBA-overzicht is met de hand bijgeschreven "adres onbekend". Op de verklaring uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, die kennelijk conform HR 8 juni 1999, NJ 1999, 617 is opgevraagd, staat enkel vermeld dat verzoeker naar Portugal is geëmigreerd. De dagvaarding is op 14 juli 2003 uitgereikt aan de griffier en per gewone brief verzonden naar het adres in [plaats A].
De andere akte betreft een uitreiking aan de griffier op 4 juli 2003, omdat van verzoeker geen vaste woon- of verblijfplaats bekend was.
Uit een tweetal VIPS-controles volgt dat verzoeker ten tijde van de behandeling van zijn zaak in hoger beroep niet was gedetineerd.
6. Blijkens het proces-verbaal terechtzitting is het hof van oordeel dat verzoeker overeenkomstig de wettelijke voorschriften is gedagvaard. Het hof heeft, gelet op het feit dat in de verklaring uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens geen adres van verzoeker in Portugal staat vermeld, kennelijk geoordeeld dat er geen adres van verzoeker in Portugal bekend was.
7. Dit oordeel is gelet op het hiernavolgende niet begrijpelijk. Bij het uitreiken van de aanzegging aan verzoeker ingevolge art. 435, eerste lid, Sv heeft de griffie van de Hoge Raad aan de afdeling bevolking van de gemeente [plaats A] gevraagd of de adresgegevens van verzoeker in Portugal bekend waren en een verklaring uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ontvangen met daarop met de hand bijgeschreven een adres in Portugal. Kennelijk is bij de gemeente een adres van verzoeker bekend. Waarom zulks niet bij de adresverificatie in hoger beroep ook het geval was, volgt niet uit enig stuk, zodat het oordeel van het hof dat verzoeker in hoger beroep overeenkomstig de wettelijke voorschriften is gedagvaard onbegrijpelijk is.
8. Het middel slaagt.
9. De overige middelen behoeven daarom mijns inziens geen bespreking meer.
10. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot nietigverklaring van de appèldagvaarding.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Uitspraak
26 oktober 2004
Strafkamer
nr. 00754/04
EC/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 5 september 2003, nummer 23/004300-02, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1943, zonder bekende woon- of verblijfplaats hier ter lande.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 19 juli 2001 - de verdachte vrijgesproken van het bij inleidende dagvaarding onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 1. "opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven", 3. "medeplegen van in een authentieke akte een valse opgave doen opnemen aangaande een feit, van welks waarheid die akte moet doen blijken, met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware zijn opgave in overeenstemming met de waarheid", 4 primair "medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven" en 5 primair "medeplegen van doen plegen van valsheid in geschrift" veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren alsmede tot een geldboete van € 45.000,--, subsidiair 170 dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M. van Stratum, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot nietigverklaring van de appèldagvaarding.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
Een akte van uitreiking, gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen ter terechtzitting in eerste aanleg houdt in dat die dagvaarding op 20 juni 2001 is uitgereikt aan de (waarnemend) Griffier van de Rechtbank te Amsterdam, "omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is". Die akte houdt niet in dat de dagvaarding aan enig adres van de verdachte in het buitenland is toegezonden. Zowel het vonnis in eerste aanleg als de bestreden uitspraak is bij verstek gewezen.
Bij zijn onderzoek naar de naleving van art. 435, eerste lid, Sv heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de verdachte bij zijn vertrek uit Nederland naar Portugal op 29 februari 2000 als adresgegevens aldaar heeft opgegeven: "p/a [b-straat 1], [plaats C]".
Daaruit volgt dat de inleidende dagvaarding niet is betekend overeenkomstig art. 588 Sv (vgl. HR 12 maart 2002, NJ 2002, 317, rov. 3.20). Het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het Hof dat de inleidende dagvaarding geldig is betekend is derhalve onjuist.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak, behalve voorzover daarbij het vonnis van de Rechtbank is vernietigd;
Verklaart de inleidende dagvaarding nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 26 oktober 2004.